Terug naar 1996

31 maart 1996

de rotstempel van Dambulla en de citadel van Sigiriya

Dia's D2512 t/m D2549 in dia\images\1996\19960331.

D2512: Onze eerste reis langs de bezienswaardigheden van Sri Lanka begon met Rianne in het busje van Somé naar de rotstempel van Dambulla, een kleine 100 km van Paragammana. Rond 10.30 uur kwamen we bij het dorp Badulla, een kleine 19 km ten zuidwesten van Sigiriya, waar zich een reeks van vijf grotten bevindt, waaronder de Raja Maha-vihara. Samen vormen ze verreweg de meest indrukwekkende rotstempel van Sri Lanka. Deze dia is genomen van vlakbij de ingang van de tempel die op een heuvel in het vrij vlakke landschap ligt. D2513: Zoals overal elders het geval blijkt te zijn moet men voor het betreden decent gekleed zijn, dus de dames geen blote schouders en de heren liefst een sarong aan, plus iedereen zonder schoenen aan. Dat moest op de foto, vonden de dames. Mijn sokken hield ik aan want anders verbrand ik mijn voetzolen aan de 's morgens om 11 uur al gloeiend hete stenen. D2514: De grootste grot is de interessantste. Het plafond van deze grot is geheel bedekt met schilderingen die de natuurlijke oneffenheden van het gesteente zo nauw volgen, dat het net lijkt of ze op doek zijn geschilderd. Onder de vele beelden in de grot - er zijn er van de Boeddha alleen al 48 - zijn beelden van Upulvan (Vishnu) en Saman (Brahma). Ze stammen uit de 12e eeuw en zijn misschien wel de eerste devala-beelden die in een boeddhistische tempel werden geplaatst. De geschiedenis van de grot gaat terug tot de 2e of 1e eeuw voor Christus. D2515: Omdat het binnen in de tempel heel donker was konden we geen dia's maken helaas. Wel buiten van deze wilde apen die hondsbrutaal waren.

D2521: Tegen het middaguur gaan we op weg naar de citadel van Sigiriya. De entree was hier, net als bij de andere bezienswaardigheden die we nog zullen bezoeken, voor de (blanke) toeristen als ik mij goed herinner $16 per persoon, en voor de inheemse bevolking (voor Somé dus) 5 rupees (is 25 guldencent). De opzet is dat de rijke toerist het leeuwendeel betaalt van de opgravings- en restauratiekosten die Sri Lanka moet maken. Men meent te weten dat er nog veel onontdekt is, en dat tot nu toe slechts ongeveer 25% bekend is. Wij betalen deze entree graag om dit met eigen ogen te kunnen aanschouwen.
Het is zelfs nu nog een fantastisch gezicht: een massieve rode rots verheft zich 180 m boven het oerwoud van struikgewas en steekt scherp af tegen de helder blauwe hemel. Hoe overweldigend moet de rotsburcht Sigiriya er vijftien eeuwen geleden hebben uitgezien, toen hij nog werd bekroond door een paleis.
Sigiriya was niet, als zoveel andere citadellen, een sombere en afschrikwekkende fortificatie. Tijdens haar korte glorietijd van 18 jaar in de late 5e eeuw was Sigiriya een van de lieflijkste koningssteden die de aarde ooit sierden.
Aan de voet van de rots strekken zich de oudste bewaard gebleven landschapsparken van Azië uit. Daar liggen bekoorlijke vijvers rond de krans van rotsblokken die van de Sigiriya naar beneden zijn gekomen.
D2522: Sigiriya, dat hemelsbreed zo'n 30 km ten westen van Polonnaruwa ligt, was al sinds oeroude tijden bekend. Inscripties op rotsen bevestigen dat de rots al heel vroeg een kluizenaarsverblijf van boeddhistische monniken was. Het korte bestaan van Sigiriya als koninklijke residentie begon in het laatste kwart van de 5e eeuw. De transformatie van rots tot residentie was het idee van een krankzinnige maar geniale koningszoon, Kasyapa genaamd.
Kasyapa was de oudste zoon van Anuradhapura's koning Dhatusena, de beroemde bouwer van stuwmeren. Hij vreesde in de troonopvolging te worden gepasseerd door zijn jongere halfbroer Mogallan. Diens moeder was namelijk van koninklijke bloede, terwijl zijn eigen moeder slechts een bijvrouw was. Daarom maakte Kasyapa zich meester van de troon en zette hij zijn vader gevangen. Mogallan vluchtte naar India.
Kasyapa eiste dat zijn vader hem zijn verborgen rijkdommen zou tonen. Dhatusena nam de jonge geweldenaar mee naar de dam van de Kala Wewa, het grootste van zijn irrigatiewerken. Onderaan de dam woonde een eerbiedwaardige monnik, die vele jaren Dhatusena's leraar en metgezel was geweest. "Daar," zei Dhatusena en wees naar de monnik en de dam, "daar zijn alle rijkdommen die ik bezit."
"Dood aan mijn vader!" schreeuwde de uitzinnige Kasyapa en liet hem levend in zijn graf metselen.
Angst voor vergelding, arrogantie en godsdienstwaanzin brachten Kasyapa ertoe een paleis op de Sigiriya te bouwen. In 477, slechts zeven jaar na zijn troonsbestijging, betrok Kasyapa zijn fabelachtige nieuwe paleis. Elf jaar later, in 495, daalde Kasyapa van zijn onneembare vesting neer voor een treffen met Mogallan - die uit India was teruggekeerd met een leger van Cholaanse en Singalese soldaten. Het treffen vond plaats op de verraderlijke vlakte bij het huidige dorp Habarana, noordelijk van de rots. Op het hoogtepunt van de strijd wendde Kasyapa's olifant, die een verborgen moeras rook, zich even af. In de veronderstelling dat Kasyapa de aftocht blies, raakten zijn manschappen in verwarring en lieten hem onbeschermd achter. Kasyapa zag dat alles verloren was. Flamboyant tot het laatst trok hij zijn dolk, sneed zich de keel door, hief het wapen daarna hoog in de lucht en stak het, nog voor hij viel, weer in zijn schede.
Mogallan maakte Anuradhapura onmiddellijk weer tot hoofdstad, maar Sigiriya raakte niet meteen in vergetelheid. Gedurende tenminste vijfhonderd jaar na Kasyapa's dood dromden nieuwsgierigen naar de citadel om te genieten van het uitzicht en om hun ogen uit te kijken naar de Maagden van Sigiriya.
D2525: De Maagden van Sigiriya, prachtig geschilderde vrouwenfiguren op de westwand van de rotsburcht. Van de omvangrijke schilderingen, die in vroeger tijd grote delen van de rotswanden langs de opgang moeten hebben bedekt, is maar een klein gedeelte overgebleven.
Van de oorspronkelijke 500 figuren zijn er 29 ontdekt; daarvan zijn er 18 te zien. Ze bevinden zich in een rotsholte, op ongeveer 100 m hoogte. Dankzij de natuurlijke beschutting tegen wind, zon en regen hebben ze de tand des tijds overleefd. De schilderingen zijn te bereiken via een stelsel van stenen trappen, dat uitkomt op een platform. Vandaar brengt een gietijzeren wenteltrap de 30 m hoger gelegen figuren binnen visueel bereik.
D2527: De vroege belangstelling voor en verbazing over Sigiriya en zijn schilderingen blijkt uit Sri Lanka's oudste graffiti. In de zogenaamde Mirror Wall of Spiegelmuur, een deels gereconstrueerde balustrade langs het enige pad dat toegang geeft tot de top van de burchtrots, zijn stukjes proza en poëzie gegrifd, meestal commentaren op de schilderingen. Sommige van die inscripties zijn 1000 jaar oud. Het oorspronkelijke muurgedeelte valt op door de bijzondere laag gepolijste kalksteen die nu, na 1500 jaar, glimt en spiegelt als glas.
Voor ons zijn de Maagden van Sigiriya nog even raadselachtig als voor een bezoeker uit de achtste eeuw. Niemand weet echt wie deze verleidelijke, fraai in kleur en lijn gevatte schoonheden voorstellen. Het ligt voor de hand om ze te zien als apsara's, in de hemel wonende nimfen uit een koninkrijk van stralend licht, boven wie wellicht de 'god-koning' woonde in zijn paleis boven op de rots. Maar misschien waren ze alleen maar hofdames, op weg naar de tempel.
D2529: Voorbij de muurschilderingen leidt het pad naar de top van de rots langs de Spiegelmuur. Daarna gaat het langs een uitkijkpost, waar nog altijd een galdunna of katapult klaarstaat om de vijand met rotsblokken te beschieten. Vervolgens loopt het pad omhoog naar het Leeuweterras. Dit natuurlijke platform is aan drie zijden omgeven door een lage muur.
D2530: Aan de vierde zijde verrijst de steile rotswand, met daarin de laatste trap naar het hoogste punt. De reusachtige stenen leeuw die hier eens half buiten zijn hol lag, was de toegang tot de laatste klim omhoog. Nu zijn er alleen de poten van over. Maar net als vroeger voert de weg naar boven tussen die poten door. Een niet mis te verstane boodschap voor een mogelijke vijand.
D2534: Op het uitzicht na, biedt de top van de rots weinig bezienswaardigs. Ooit was de hele oppervlakte, ruim een hectare groot, bezet door gebouwen. Daarvan resteert nu vrijwel niets meer. Stromend water liep door kanalen onder de vloer van het door een gracht en zuilenrijen omgeven Koninklijke Zomerhuis. In de naakte rots werden baden uitgehouwen.
Onderaan de rots liggen de fascinerende rots- en watertuinen. Let vooral op een enorm gespleten rotsblok. In het halve stuk rots dat nog overeind staat, is een waterbekken uitgehakt. Van de gevallen helft is een stenen troon gemaakt, die uitziet op een vierkante, geëgaliseerde vloer, misschien van een raadzaal.
D2543: Elders zijn tussen de rotsen verschillende boeddhistische plaatsen te herkennen. In de Cobra Hood Cave, een grot die zo heet vanwege de gelijkenis van de overhangende rots met het nekschild van een cobra, is een inscriptie gevonden uit de 2e eeuw voor Christus. Op het plafond zijn vage sporen van oude schilderingen te onderscheiden. Een grot-vihara bevat een torso van een boeddhabeeld van onbekende ouderdom. Ook op het plafond van de Asana Chapel zijn overblijfselen van schilderingen te vinden. De lege stenen plaat in de kapel is, zo gelooft men, de troon voor een afwezige Boeddha, waarop monniken mediteerden. Meer naar het noorden ligt de zogenaamde Preaching Rock, die trapsgewijs aangelegde platformen had voor predikende monniken. In de rots is een groot aantal miniatuurnissen uitgehakt. Op poya-dagen bevatten de nissen 100 flikkerende olielampen.
Bij de westelijke hoofdingang van het Sigiriya-terrein biedt de Water Garden verkoeling. Het kan echter zijn dat de symmetrisch aangelegde vijvers zuiver als versiering bedoeld waren.
Nadat Sigiriya vele eeuwen onopgemerkt in de wildernis had gelegen, werd het halverwege de 19de eeuw herontdekt door een Britse jager. Van 1982 tot 1987 vonden uitgebreide opgravingen en restauraties plaats.
D2549: Die avond hebben we geslapen met zijn drieën op een kamertje, Rianne in het midden, in een of ander gasthuis in de buurt van de rots. Wel zijn we nog even wezen zwemmen in het zwembad van een naburig hotel, waarschijnlijk dat wat zichtbaar is op dia D2542.